This commit is contained in:
drewc 2023-03-23 15:05:37 +01:00
commit 15c979ef8a
2 changed files with 581 additions and 0 deletions

529
47-1CO.usfm Normal file
View File

@ -0,0 +1,529 @@
\id 1CO Unlocked Literal Bible
\ide UTF-8
\h 1 CORINTHIANS
\toc1 1 Corinthians
\toc2 1 Corinthians
\toc3 1co
\mt1 1 CORINTHIANS
\s5
\c 1
\p
\v 1 Paulus, een geroepen apostel van Jezus Christus door de wil van God, en onze broeder Sostenes,
\v 2 aan de gemeente van God in Korinte, apart gezet door Jezus Christus, die geroepen zijn Zijn heiligen te zijn, samen met al diegenen, waar dan ook, die de naam van onze Heer Jezus Christus aanroepen, hun Heer en de onze,
\v 3 genade voor jullie en vrede van God onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.
\v 4 Iedere keer weer dank ik God voor jullie omdat Hij jullie genade gegeven heeft door Jezus Christus,
\v 5 want jullie zijn in elk opzicht rijk geworden in Hem. Alles wat jullie zeggen en jullie kennis,
\v 6 bevestigt de getuigenis van Christus onder jullie.
\v 7 Daarom ontbreekt het jullie in geen enkele gave van de Geest terwijl jullie uitkijken naar de openbaring van onze Heer Jezus Christus.
\v 8 Hij zal jullie ook tot het einde toe bevestigen, zodat jullie feilloos zullen zijn op de dag van onze Heer Jezus Christus.
\v 9 God is trouw. Jullie zijn door Hem geroepen tot eenheid met Zijn Zoon Jezus Christus onze Heer.
\v 10 Toch waarschuw ik jullie, broeders en zusters, in de naam van onze Heer Jezus Christus, om allen eensgezind te zijn en scheuringen te vermijden. Wees in jullie verlangens en opvattingen volkomen één.
\v 11 Ik ben namelijk door de huisgenoten van Chloë op de hoogte gebracht, mijn broeders en zusters, dat er onenigheid is onder jullie.
\v 12 Ik bedoel, de één zegt: 'Ik ben van Paulus', een ander: 'Ik ben van Apollos', weer een ander: 'Ik van Kefas', en; 'Ik van Christus!'
\v 13 Is Christus gedeeld? Is Paulus dan voor jullie gekruisigd, of zijn jullie in de naam van Paulus gedoopt?
\v 14 Ik ben dankbaar dat ik niemand van jullie gedoopt heb, behalve Crispus en Gajus,
\v 15 zodat niemand kan zeggen, dat jullie in mijn naam gedoopt zijn.
\v 16 Ook heb ik nog het gezin van Stefanas gedoopt, verder niemand geloof ik.
\v 17 Want Christus heeft mij niet gestuurd om te dopen, maar om het evangelie te verkondigen, niet met wijze woorden, zodat het kruis van Christus niet zijn kracht verliest.
\v 18 Want de boodschap van het kruis is voor hen die verloren gaan, dwaasheid, maar voor ons die gered zijn, is het de kracht van God.
\v 19 Want er staat geschreven: 'Ik zal de wijsheid van de wijzen vernietigen en het verstand van de verstandigen verspillen.'
\v 20 Waar blijft de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de discussievoerder van deze tijd? Heeft God niet de wijsheid van deze wereld naar dwaasheid omgezet?
\v 21 Want God in Zijn wijsheid wist, dat zij met hun wereldse wijsheid Hem niet kennen. Het heeft God voldoening gegeven om diegenen die geloven, te redden door de onzinnigheid van de verkondiging.
\v 22 De Joden vragen om tekenen en de Grieken zoeken wijsheid,
\v 23 maar wij verkondigen een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen onzin,
\v 24 maar voor hen die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, is Christus de kracht en de wijsheid van God.
\v 25 Want het onzinnige van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen.
\v 26 Kijk eens broeders en zusters, wat voor mensen jullie waren toen jullie geroepen werden. Niet veel van jullie waren wijs naar menselijk inzicht, of invloedrijk, of waren voorname personen.
\v 27 Integendeel, God koos voor wat voor de wereld dwaas is, om de wijzen te vernederen, en wat voor de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om wat sterk is te vernederen.
\v 28 En wat voor de wereld onbelangrijk is en veracht wordt, heeft God uitgekozen dat wat niets is, juist aan dat wat wèl iets is, zijn kracht te ontnemen,
\v 29 zodat geen mens zich voor God over iets kan opscheppen.
\v 30 Maar door Hem is het dat jullie in Jezus Christus zijn. Door God is Hij onze wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing geworden. Door Hem horen we nu bij God.
\v 31 Daardoor is het zoals het geschreven staat: 'Laat ieder die opschept, opscheppen in de HEER.'
\s5
\c 2
\p
\v 1 Broeders en zusters, toen ik tot jullie kwam om het getuigenis van God te verkondigen, was ik niet uitzonderlijk bespraakt of begaafd met wijsheid.
\v 2 Want ik had besloten jullie geen andere kennis bij te brengen dan die over Jezus Christus, de gekruisigde.
\v 3 Bovendien kwam ik in al mijn zwakheid tot jullie en was angstig en onzeker.
\v 4 Mijn spreken en mijn verkondiging kwam ook niet met overtuiging van wijsheid, maar met bewijs van de kracht van de Geest,
\v 5 zodat uw geloof niet zou rusten op wijsheid van mensen, maar op de kracht van God.
\v 6 Toch spreken wij wijsheid voor hen, die daarvoor volwassen zijn, een wijsheid echter niet van deze tijd, noch van hun machthebbers van deze eeuw van wie hun macht eens zal verdwijnen.
\v 7 Waar wij over spreken, is de geheime en verborgen wijsheid van God, die God reeds eeuwen lang heeft voorbestemd tot onze heerlijkheid.
\v 8 En geen van de heersers van deze eeuw heeft deze wijsheid begrepen, want indien zij het wel begrepen hadden, zouden zij de Heer der heerlijkheid niet gekruisigd hebben.
\v 9 Maar, zoals geschreven staat: "Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God voorbehouden voor wie Hem liefhebben".
\v 10 God heeft óns dit geopenbaard door de Geest. Want de Geest onderzoekt alle dingen, zelfs de diepten van God.
\v 11 Wie onder de mensen is in staat een mens te kennen, dan de geest van de mens zelf? Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest van God zelf.
\v 12 Wij nu hebben niet de geest van de wereld ontvangen, maar de Geest uit God, zodat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is.
\v 13 Hiervan spreken wij dan ook met woorden die niet door menselijke wijsheid zijn geleerd maar door de Geest, zodat wij het geestelijke met het geestelijke vergelijken.
\v 14 Maar een mens die de Geest niet bezit, aanvaardt niet wat van de Geest van God is, want hij vindt het dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.
\v 15 Maar de mens die de Geest wel bezit, beoordeelt alle dingen en zelf wordt hij door niemand beoordeeld.
\v 16 Want wie kent de gedachten van de Heer, dat hij Hem zou voorlichten? Maar wij hebben de gedachten van Christus.
\s5
\c 3
\p
\v 1 En ik, broeders en zusters, kon niet tot jullie spreken als tot geestelijke mensen, maar slechts als natuurlijke mensen, nog onvolwassen in Christus.
\v 2 Melk heb ik jullie gegeven, geen vast voedsel, want dat konden jullie nog niet verdragen. Ja, dat kunnen jullie ook nu niet,
\v 3 want jullie zijn nog zo aan de wereld gebonden. Want als er onder jullie nijd en twist is, zijn jullie dan niet in die oude natuur, en leven jullie niet als onveranderde mensen?
\v 4 Want wanneer de een zegt: "Ik ben van Paulus" en de ander "Ik van Apollos" zijn jullie dan niet onveranderde mensen?
\v 5 Wat is dan Apollos? Of wat is Paulus? Dienaren, door wie jullie tot geloof zijn gekomen en wel in de bediening zoals de Heer dit aan een ieder gegeven heeft.
\v 6 Ik heb geplant, Apollos heeft water gegeven, maar God gaf de groei.
\v 7 Daarom, hij die plant of water geeft doet er niet toe, maar alleen God, die de groei geeft.
\v 8 Wie plant en wie water geeft, staan gelijk; alleen zal elk zijn eigen loon krijgen naar zijn eigen werk.
\v 9 Want Gods medewerkers zijn wij; Gods akker, Gods bouwwerk zijn jullie.
\v 10 Met de genade die God mij gegeven heeft, heb ik als een kundig bouwmeester het fundament gelegd, waarop een ander voortbouwt, maar iedereen die daarop bouwt, is zelfverantwoordelijk hoe dat gebeurt.
\v 11 Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen.
\v 12 Is er iemand, die op dit fundament bouwt met goud, zilver, kostbaar gesteente, hout, hooi, of stro,
\v 13 ieders werk zal aan het licht komen. Want de dag zal het doen blijken, het vuur zal de kwaliteit van ieders werk laten zien.
\v 14 Indien het werk, dat hij erop gebouwd heeft, blijft staan, zal hij een beloning ontvangen,
\v 15 maar indien iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden, net zoals iemand die net aan het vuur ontsnapt, maar hijzelf zal gered worden.
\v 16 Weten jullie niet, dat jullie de tempel van God zijn en dat de Geest van God in jullie woont?
\v 17 Als iemand de tempel van God vernietigt, zal God hem vernietigen. Want de tempel van God is heilig en jullie ook!
\v 18 Laat niemand zichzelf misleiden! Indien iemand onder jullie wijs denkt te zijn in deze tijd, moet hij eerst dwaas worden om daarna wijs te kunnen worden.
\v 19 Want de wijsheid van deze wereld is dwaasheid voor God. Want er staat geschreven: Hij vangt de wijzen in hun sluwheid;
\v 20 en er staat ook: De Heer weet, dat de redeneringen van de wijzen vruchteloos zijn.
\v 21 Daarom, laat niemand in de mens opscheppen, want alles is van jullie.
\v 22 Of het nu Paulus, Apollos of Kefas is, wereld, leven of dood, heden of toekomst alles is van jullie.
\v 23 En jullie zijn van Christus, en Christus is van God.
\s5
\c 4
\p
\v 1 Zo moet men ons zien: als dienaren van Christus, aan wie het beheer van de geheimenissen van God is toevertrouwd.
\v 2 Voor zulke beheerders is dit tenslotte het vereiste: betrouwbaar te blijken.
\v 3 Nu raakt het mij zeer weinig, of ik al door jullie of door enig menselijk gericht beoordeeld word. Ik beoordeel mezelf niet eens.
\v 4 Want ik ben mij van niets bewust, maar daardoor ben ik niet gerechtvaardigd; Het is de Here die mij beoordeelt.
\v 5 Oordeel daarom nergens over vóór de tijd, totdat de Heer komt. Hij zal de verborgen dingen van de duisternis aan het licht brengen en de motieven van het hart openbaren. Dan zal ieder zijn lof van God krijgen.
\v 6 Welnu, broeders en zusters, ik heb deze principes op mijzelf en Apollos toegepast omwille van jullie, zodat jullie van ons de betekenis van het gezegde zou leren: "Ga niet verder dan wat er geschreven staat." Je mag jezelf niet belangrijk maken door de één te verheerlijken boven de ander.
\v 7 Want wie maakt onderscheid tussen jou en anderen? En wat heb jij, dat jij niet ontvangen hebt? En als jij het dan ontvangen hebt, waarom schep jij je hierover op, alsof jij het niet ontvangen had?
\v 8 Jullie hebben al alles wat je maar wilt! Jullie zijn al rijk geworden! Jullie zijn begonnen te regeren en dat zonder ons! Wat zou ik willen dat jullie echt begonnen waren te regeren, zodat wij ook met jullie zouden regeren!
\v 9 Want het lijkt mij dat God ons, apostelen, de laatste plaats heeft aangewezen en veroordeeld om te sterven, want wij zijn een schouwspel geworden voor de wereld, voor engelen en mensen.
\v 10 Wij zijn dwaas om Christus wil, maar jullie zijn verstandig in Christus; wij zijn zwak, maar jullie zijn sterk; Jullie staan enorm in aanzien, terwijl wij worden veracht .
\v 11 Tot op dit ogenblik verduren wij honger, dorst, naaktheid, vuistslagen en een zwervend leven;
\v 12 wij verrichten zware handenarbeid; als wij worden gevloekt, dan zegenen wij; als wij worden vervolgd, dan doorstaan wij het.
\v 13 worden wij gelasterd, wij blijven vriendelijk. Wij zijn als het uitschot van de wereld geworden, voor iedereen een een voetveeg, tot op dit ogenblik.
\v 14 Dit schrijf ik niet om jullie beschaamd te maken, maar om jullie als mijn geliefde kinderen terecht te wijzen.
\v 15 Want al hebben jullie duizenden opvoeders in Christus, jullie hebben maar één vader. Immers, door Christus Jezus ben ik jullie vader geworden omdat ik jullie het evangelie heb gebracht.
\v 16 Ik dring er bij jullie op aan om mijn voorbeeld te volgen.
\v 17 Juist hierom heb ik Timoteüs naar jullie gestuurd, die mij een geliefd en trouw kind is in de Here. Hij zal jullie aan mijn wegen in Christus [Jezus] herinneren, zoals ik die overal in elke gemeente heb onderwezen.
\v 18 Nu zijn sommigen van jullie arrogant en doen alsof ik niet naar jullie zou komen,
\v 19 Maar ik zal spoedig naar jullie toekomen, als de Heer het wil. Dan zal ik niet alleen de woorden kennen van degenen die zo arrogant zijn, maar dan zal ik ook hun kracht zien.
\v 20 Want het Koninkrijk van God bestaat niet in woorden, maar uit kracht.
\v 21 Wat willen jullie? Moet ik met de stok naar jullie toekomen, of met liefde en in een geest van zachtmoedigheid?
\s5
\c 5
\p
\v 1 Er wordt gemeld dat onder jullie over hoererij gesproken wordt, een soort hoererij dat zelfs niet onder de ongelovigen voorkomt, dat iemand leeft met de vrouw van zijn vader.
\v 2 En jullie zijn trots in plaats van bedroefd. Zouden jullie niet de bedrijver van die daad uit jullie midden verwijderen?
\v 3 Hoewel ik niet lichamelijk maar wel in de geest reeds aanwezig ben, heb ik van mijn kant al vonnis geveld over hem, die op zo'n wijze iets heeft begaan.
\v 4 Wanneer wij vergaderd zijn, jullie en ik in de geest, met de kracht van onze Here Jezus,
\v 5 leveren wij in de naam van de Here Jezus die man aan satan over tot verderf van zijn vlees, zodat zijn geest gered kan worden op de dag van de Heer.
\v 6 Jullie heerlijkheid deugt niet. Weten jullie niet, dat een beetje zuurdeeg het gehele deeg zuur maakt?
\v 7 Doe het oude zuurdeeg weg, zodat jullie een vers deeg mogen zijn; jullie zijn immers ongezuurd. Want ook ons paaslam is geslacht: Christus.
\v 8 Laten wij daarom feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid.
\v 9 Ik schreef jullie eerder in mijn brief, dat jullie niet moesten omgaan met hoereerders;
\v 10 ik bedoelde niet met de hoereerders uit deze wereld of met de geldgierigen of oplichters of afgodendienaars, want om van hen weg te blijven zou je de wereld moeten verlaten.
\v 11 Nu schrijf ik jullie, dat jullie niet moeten omgaan met iemand die een broeder of zuster wordt genoemd, leeft als een hoereerder, geldgierige, afgodendienaar, kwaadspreker, dronkaard, of oplichter; met zo'n iemand moeten jullie zelfs niet samen eten.
\v 12 Is het soms aan mij, hen te oordelen, die buiten de kerk zijn? Oordelen ook jullie niet alleen hen, die in jullie eigen kring zijn?
\v 13 Hen, die buiten het geloof zijn, zal God oordelen. Haal de duistere persoon uit jullie midden weg.
\s5
\c 6
\p
\v 1 Hoe durft iemand onder jullie wanneer hij iets heeft met een ander, recht te zoeken bij de onrechtvaardigen en niet bij de heiligen?
\v 2 Of weten jullie niet, dat de heiligen de wereld zullen oordelen? En indien bij jullie het oordeel over de wereld berust, zijn jullie dan niet in staat voor de meest onbenullige dingen recht te spreken?
\v 3 Weten jullie niet, dat wij over engelen zullen oordelen? Hoeveel te meer dan over alledaagse dingen?
\v 4 Als jullie dan het recht willen laten spreken over alledaagse geschillen, moet je dat dan laten doen door iemand die geen deel van de gemeente is?
\v 5 Ik zeg het om jullie te beschamen. Is er dan bij jullie geen enkele wijze man, die uitspraak zal kunnen doen tussen broeders?
\v 6 Zoekt nu de ene broeder zijn recht tegen de andere, en dat bij de ongelovigen?
\v 7 Maar dan is de zaak voor jullie al helemaal verloren, dat jullie tegen elkaar rechtszaken hebben. Waarom lijden jullie niet liever onrecht? Waarom laten jullie je niet liever te kort doen?
\v 8 Maar zelf doen jullie onrecht en doen jullie te kort, en dat aan broeders.
\v 9 Of weten jullie niet, dat onrechtvaardigen het Koninkrijk van God niet zullen beërven?
\v 10 Dwaal niet! Hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, knapenschenders, dieven, geldgierigen, dronkaards, lasteraars of oplichters, zullen het Koninkrijk van God niet erven.
\v 11 En sommigen van jullie zijn dat geweest. Maar jullie hebben je laten reinigen, maar jullie zijn geheiligd, jullie zijn gerechtvaardigd door de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God.
\v 12 Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is mij toegestaan maar ik zal mij door niets laten beheersen.
\v 13 Het voedsel is voor de maag en de maag voor het voedsel, en God zal zowel het één als het ander teniet doen. Maar het lichaam is niet voor de hoererij, maar voor de Heer, en de Heer voor het lichaam.
\v 14 God heeft niet alleen de Heer opgewekt, maar zal ook ons opwekken door Zijn kracht.
\v 15 Weten jullie niet, dat jullie lichamen leden van Christus zijn? Zal ik dan leden van Christus wegnemen om er leden van een hoer van te maken? Zeker niet!
\v 16 Of weten jullie niet, dat wie zich aan een hoer hecht, één lichaam (met haar) is? Want, zegt Hij, die twee zullen tot één vlees zijn.
\v 17 Maar die zich aan de Heer hecht, is één geest (met Hem).
\v 18 Vermijdt hoererij. Elke andere zonde, die een mens doet, gaat buiten zijn eigen lichaam om. Maar door hoererij zondigt men zich aan zijn eigen lichaam.
\v 19 Of weten jullie niet, dat jullie lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in jullie woont, die jullie van God ontvangen hebben en dat jullie niet van jullie zelf zijn?
\v 20 Want jullie zijn gekocht en betaald. Verheerlijk God daarom met jullie lichaam.
\s5
\c 7
\p
\v 1 Nu de punten, waarover jullie mij geschreven hebben. Het is goed voor een mens niet aan een vrouw verbonden te zijn,
\v 2 maar met het oog op de gevallen van hoererij moet iedere man zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man.
\v 3 De man moet zijn echtelijke verplichtingen aan zijn vrouw nakomen en de vrouw aan haar man.
\v 4 De vrouw heeft niet zelf over haar lichaam te beschikken, maar haar man; en net zo heeft de man niet zelf over zijn lichaam te beschikken, maar zijn vrouw.
\v 5 Onthoudt dat elkaar niet, tenzij met onderling goedvinden en voor een bepaalde tijd, om je te wijden aan het gebed, maar om daarna weder samen te komen. Zo kom je niet door satan in verleiding vanwege je gebrek aan zelfbeheersing.
\v 6 Dit zeg ik om jullie tegemoet te komen, niet om jullie te bevelen.
\v 7 Ik zou wel willen, dat alle mensen waren, zoals ikzelf. Maar iedereen heeft van God zijn bijzondere gave, de een deze, de ander die.
\v 8 Maar tot de ongehuwden en de weduwen zeg ik: Het is goed voor hen, als zij blijven, zoals ik.
\v 9 Maar als zij zich niet kunnen beheersen, laten zij dan trouwen. Want het is beter te trouwen dan van begeerte te branden.
\v 10 Maar die getrouwd zijn, beveel niet ik, maar de Here, dat een vrouw haar man niet mag verlaten
\v 11 is dit tóch gebeurd, dan moet zij ongehuwd blijven of zich met haar man verzoenen en een man moet zijn vrouw niet verstoten.
\v 12 Maar tot de rest zeg ik, niet de Here: heeft een broeder een ongelovige vrouw, die met hem samen wil wonen, dan moet hij haar niet verstoten.
\v 13 En een vrouw moet, als zij een ongelovige man heeft, en deze met haar samen wil wonen, die man niet verstoten.
\v 14 Want de ongelovige man is geheiligd door zijn vrouw en de ongelovige vrouw is geheiligd in de broeder. Anders zouden immers jullie kinderen onrein zijn, terwijl zij nu heilig zijn.
\v 15 Maar als degene die ongelovig is weggaat of wil weggaan, laat hem of haar maar gaan. De broeder of zuster is in dit geval niet gebonden; tot vrede heeft God jullie geroepen.
\v 16 Want hoe kun je weten, of je je man zult redden? Of hoe kun je weten of je je vrouw zult redden?
\v 17 Alleen, laat ieder zo leven, als de Here hem toebedeeld heeft, zoals God hem geroepen heeft. Zo schrijf ik het in alle gemeenten voor.
\v 18 Is iemand als besnedene geroepen, laat dat dan niet verhelpen; is iemand als onbesnedene geroepen, laat hij zich dan niet besnijden.
\v 19 Want besneden zijn betekent niets, en onbesneden zijn betekent niets, maar wèl het houden van Gods geboden.
\v 20 Dus laat ieder zo blijven als bij zijn roeping, waarin hij was, toen hij geroepen werd.
\v 21 Ben je als slaaf geroepen, maak je daar niet druk over, maar als je vrij kunt worden, maak er dan des te meer gebruik van.
\v 22 Want de slaaf, die in de Here geroepen werd, is een vrij persoon in de Heer; en net zo is hij, die als vrije geroepen werd, een slaaf van Christus.
\v 23 Je bent gekocht en betaald. Wees geen slaven van mensen.
\v 24 Broeders, laat iedereen voor God in die toestand blijven, waarin hij werd geroepen.
\v 25 Voor de jongedochters heb ik geen bevel van de Here. Maar ik geef mijn mening, als iemand, die door genade van de Heer betrouwbaar is.
\v 26 Ik vind dit dus vanwege de bestaande nood goed, dat het voor een mens goed is, zo te zijn.
\v 27 Ben je aan een vrouw verbonden? Zoek geen scheiding. Heb je geen vrouw meer? Zoek er geen.
\v 28 Maar ook wanneer jullie trouwen, doen jullie geen kwaad, en wanneer een jongedochter trouwt, dan doet ook zij daarmee geen kwaad. Maar wèl staat zulke mensen verdrukking voor het vlees te wachten, die ik jullie graag besparen zou.
\v 29 Dit bedoel ik, broeders: de tijd is kort. Ten slotte, laten zij, die een vrouw hebben, zijn als zonder vrouw;
\v 30 die verdriet hebben, als of zij die geen verdriet hebben; die blij zijn, als of zij die niet blij zijn; die kopen, als of zouden zij er niets van overhouden;
\v 31 die van de wereld gebruik maken, als zouden zij haar niet tot aan het einde toe gebruiken. Want het uiterlijk van deze wereld is bezig te verdwijnen.
\v 32 En ik wilde wel, dat jullie zonder zorgen waren. Wie niet getrouwd is, geeft zijn zorgen aan de zaak van de Heer, hoe hij de Here zal verblijden.
\v 33 Maar hij, die getrouwd is, geeft zijn zorgen aan aardse zaken, hoe hij zijn vrouw zal verblijden en hij is verdeeld.
\v 34 Zowel zij, die geen man meer heeft, als de jongedochter, geeft haar zorgen aan de zaak van de Heer, om heilig te zijn naar lichaam en geest. Maar zij, die getrouwd is, wijdt haar zorgen aan aardse zaken, om haar man te behagen.
\v 35 Dit zeg ik in jullie eigen belang, niet om jullie te beperken, maar ik denk aan wat passend is en aan de onverdeelde toewijding aan de Here.
\v 36 Vindt nu iemand, dat hij met zijn jongedochter niet passend handelt, als zij al wat ouder wordt, en het zo behoort te gaan, laat hij doen wat hij wil; het is geen zonde, laten zij trouwen.
\v 37 Maar hij, die, in zijn hart vast overtuigd, niet genoodzaakt wordt en macht heeft over zijn wil en hiertoe bij zichzelf besloten heeft, zijn jongedochter maagdelijk te laten blijven, zal goed doen.
\v 38 Wie dus zijn jongedochter uithuwelijkt, doet goed en wie haar niet uithuwelijkt, doet beter.
\v 39 Een vrouw is gebonden, zolang haar man leeft; maar als haar man overleden is, is zij vrij om te trouwen, met wie zij wil, als het in de Heer is..
\v 40 Toch is zij naar mijn mening gelukkiger, als zij blijft, zoals zij is; volgens mij is het ook in de Geest van God.
\s5
\c 8
\p
\v 1 Wat het offervlees aangaat, wij weten, dat wij allemaal kennis bezitten. De kennis maakt de mens hoogmoedig, maar de liefde bouwt op.
\v 2 Als iemand denkt iets te weten, dan weet hij nog steeds niet zoals hij zou moeten weten.
\v 3 Maar wie God liefheeft, is door Hem gekend.
\v 4 Wat nu het eten van offervlees betreft, wij weten, dat er geen afgod in de wereld bestaat en dat er maar één God is.
\v 5 Want al zijn er zogenaamde goden, hetzij in de hemel, hetzij op de aarde er zijn inderdaad veel goden en heren
\v 6 voor ons is er maar één God, de Vader, uit Wie alle dingen zijn en tot Wie wij zijn, en één Heer, Jezus Christus, door Wie alle dingen zijn ontstaan, en door Wie wij leven.
\v 7 Maar niet iedereen heeft deze kennis. Want sommigen die nog zo gewend zijn aan afgoden, voelen zich bezwaard wanneer zij het vlees van een afgodenoffer eten omdat hun gedachten nog zwak is..
\v 8 Maar wat wij eten, brengt ons niet bij God; eten wij niet, wij zijn er niet minder om; eten wij wèl, wij zijn er niet meer om.
\v 9 Maar zorg ervoor dat als je in deze vrijheid gaat staan, het geen struikelblok wordt voor de zwakkeren.
\v 10 Want indien iemand jou, die kennis heeft, ziet eten in een afgodentempel, zal hij met zijn zwak geweten dan niet aangemoedigd worden tot het eten van offervlees?
\v 11 Dan gaat er immers iemand, die zwak is, vanwege jouw kennis verloren, een broeder of zuster, voor wie Christus gestorven is.
\v 12 Door zó tegen je broeders en zusters te zondigen, en hun zwakke geweten te kwetsen, zondig je tegen Christus.
\v 13 Daarom, als wat ik eet, mijn broeder en zuster laat struikelen, wil ik nooit meer vlees eten, zodat ik mijn broeder en zuster niet doe struikelen.
\s5
\c 9
\p
\v 1 Ben ik niet vrij? Ben ik geen apostel? Heb ik niet Jezus, onze Heer, gezien? Zijn jullie niet het resultaat van mijn werk in de Heer?
\v 2 Misschien ben ik voor anderen geen apostel maar voor jullie toch zeker wèl, want jullie zijn door jullie geloof in de Heer het bewijs van mijn apostelschap.
\v 3 Dit is mijn verdediging tegen hen, die zich een oordeel over mij uitspreken.
\v 4 Hebben wij geen recht om te eten en te drinken?
\v 5 Hebben wij geen recht om een gelovige vrouw mee te nemen zoals ook de andere apostelen en de broers van de Heer en Kefas doen?
\v 6 Of hebben alleen ik en Barnabas geen recht om vrij te blijven van werk?
\v 7 Wie doet ooit dienst in het leger en betaalt zijn eigen soldij? Wie plant een wijngaard zonder de vrucht daarvan te eten? Of wie weidt een kudde en geniet niet van de melk van de kudde?
\v 8 Spreek ik hier dan vanuit een persoonlijk standpunt? Spreekt de wet niet ook over deze dingen?
\v 9 In de wet van Mozes staat geschreven: "Je zult een dorsende os niet muilkorven. Bekommert God Zich soms om de ossen?"
\v 10 Of zegt Hij dit in elk geval om ons? Ja, om ons werd het geschreven, omdat de ploeger moet ploegen en wie dorst moet dorsen, in de hoop zijn deel van de oogst te ontvangen.
\v 11 Als wij het zijn die voor jullie het geestelijke hebben gezaaid, is het dan te veel gevraagd dat wij van jullie materiële zaken zouden ontvangen?
\v 12 Wanneer anderen al deel hebben aan het recht daarop, hoeveel te meer wij dan? Wij hebben van dit recht geen gebruik gemaakt, maar accepteren alles om het evangelie van Christus niet te belemmeren.
\v 13 Weten jullie niet, dat degenen die in de tempel de dienst verrichten, van de tempel eten, en degenen die het altaar bedienen, hun deel ontvangen van het altaar?
\v 14 Zo heeft de Heer ook voor de verkondigers van het evangelie de regel gesteld, dat zij van het evangelie leven.
\v 15 Ik heb van deze rechten echter nooit gebruik gemaakt. Dit schrijf ik echter niet om ze nu op te eisen want ik zou liever sterven dan dat iemand mij deze roem zou ontnemen.
\v 16 Want wanneer ik het evangelie verkondig kan ik mij daarop niet laten voorstaan. Immers, ik kan niet anders. Want het zou mij slecht vergaan wanneer ik het evangelie niet verkondig!
\v 17 Want omdat ik dit vrijwillig doe, heb ik aanspraak op loon; maar ook wanneer ik het niet uit eigen beweging doe, blijft de taak aan mij toch opgedragen.
\v 18 Wat is dan mijn loon? Dit: dat ik het evangelie verkondig zonder er iets voor terug te vragen en zo dus geen gebruik maak van mijn rechten die de evangelieprediker heeft.
\v 19 Want hoewel ik vrij ben tegenover iedereen, heb ik mij voor iedereen dienstbaar gemaakt om zoveel mogelijk mensen te winnen;
\v 20 Ik ben voor de Joden Jood geworden om hen te winnen; hoewel ik persoonlijk niet onder de wet sta, heb ik mij aan de wet onderworpen om hen die wel onder de wet staan, te winnen;
\v 21 Voor hun, die zonder wet zijn, ben ik geworden als zonder wet hoewel niet zonder de wet van God, want ik sta onder de wet van Christus om hen, die zonder wet zijn, te winnen.
\v 22 Ik ben voor de zwakken zwak geworden, om de zwakken te winnen; voor iedereen ben ik alles geweest, om in ieder geval iemand te redden.
\v 23 Alles doe ik voor het evangelie, om ook zelf deel te verkrijgen aan de beloften ervan.
\v 24 Weten jullie niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen, maar dat slechts één de prijs kan ontvangen? Loopt dan zó, dat jullie die behalen!
\v 25 En iedereen die aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles; de atleten om een vergankelijke erekrans te verkrijgen, maar wij doen dat om een onvergankelijke.
\v 26 Ik loop dan ook niet zo maar in het wilde weg als een vuistvechter, die zo maar in de lucht slaat.
\v 27 Nee, ik oefen mijn lichaam in zelfbeheersing om niet zelf afgewezen te worden op grond van de prediking die ik aan anderen heb gedaan.
\s5
\c 10
\p
\v 1 Want ik wil niet, broeders, dat jullie onwetend zijn, dat onze voorouders
allemaal door de zee waren getrokken onder de bescherming van de wolk van God.
\v 2 dat allemaal zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee,
\v 3 en dat allemaal hetzelfde geestelijke voedsel aten,
\v 4 en allemaal dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, die met hen meeging, en die rots was Christus.
\v 5 En toch was God met de meesten van hen niet blij, want zij werden neergeveld in de woestijn.
\v 6 Deze gebeurtenissen zijn een voorbeeld voor ons, zodat wij ons niet laten verleiden tot het kwade, zoals zij dat deden..
\v 7 Dien geen afgoden zoals sommigen van hen deden en over wie staat geschreven: Het volk zette zich neer om te eten en te drinken, en stonden op om er een wild feest van te maken.
\v 8 En laten wij geen ontucht plegen, zoals sommigen van hen deden, want daardoor stierven op één dag drieëntwintigduizend.
\v 9 En laten wij de Heer niet verzoeken, zoals sommigen van hen deden, en zij werden door slangen doodgebeten.
\v 10 En mopper niet, zoals sommigen van hen deden, want zij kwamen om door de doodsengel.
\v 11 Dit is hun overkomen zodat het ons tot een voorbeeld strekt; het is opgeschreven om ons, mensen van nu, aan het einde van de tijd, te waarschuwen.
\v 12 Daarom, wie meent te staan, let op, dat hij niet valt.
\v 13 Jullie hebben geen verzoeking te doorstaan die niet menselijk is. En God is trouw, die niet zal toestaan, dat jullie boven vermogen verzocht worden, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat jullie ertegen bestand zijn.
\v 14 Daarom dan, mijn geliefden, blijf ver bij de afgodendienst vandaan!
\v 15 Ik spreek toch tot verstandige mensen; beoordeel dan zelf, wat ik zeg.
\v 16 Door samen uit de wijnbeker te drinken waarvoor wij God danken, worden wij niet een met het bloed van Christus? En door samen te eten van het brood dat we breken, worden we niet een met het lichaam van Christus?
\v 17 Omdat het één brood is, zijn wij, hoe velen ook, één lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood.
\v 18 Kijk eens naar het volk van Israel; nemen tempeldienaars die van de offers eten, niet eveneens deel aan het altaar?
\v 19 Wat wil ik hiermee dan zeggen? Dat een afgodenoffer iets bijzonders is, of dat een afgod echt bestaat?
\v 20 Integendeel, ik zeg dat heidenen aan boze geesten offeren en niet aan God en ik wil niet, dat jullie één worden met de boze geesten.
\v 21 Jullie kunnen niet de beker van de Heer drinken èn de beker van de boze geesten, jullie kunnen niet aan de tafel van de Heer deel hebben èn aan de tafel van de boze geesten.
\v 22 Of willen wij de Heer tergen? Zijn wij soms sterker dan Hij?
\v 23 Alles is toegestaan, maar niet alles is geoorloofd. Alles is geoorloofd, maar niet alles is opbouwend.
\v 24 Wees niet op jezelf gericht, maar op anderen.
\v 25 Alles wat in de vleeswinkel te koop is, mogen jullie eten, zonder navraag te doen uit gewetensbezwaar,
\v 26 want de aarde en haar volheid is van de Heer.
\v 27 Wanneer een van de ongelovigen jullie uitnodigt en jullie willen graag gaan, eet dan alles wat voorgezet wordt, zonder navraag uit gewetensbezwaar.
\v 28 Maar als iemand jullie zegt: Dit is gewijd vlees, eet het dan niet, om hem, die jullie dat te kennen gaf, èn om het geweten.
\v 29 Ik bedoel nu niet jullie eigen geweten, maar dat van die ander. Want waarom zou mijn vrijheid beoordeeld worden door een andermans geweten?
\v 30 Wanneer ik onder dankzegging van iets gebruik maak, hoe kan men kwaad van mij spreken over iets, waarvoor ik dankzeg?
\v 31 Dus, of jullie nu eten of drinken, of wat jullie ook doen, doe dan alles tot eer van God.
\v 32 Niets van wat je doet, mag voor de Joden, of voor de grieken of voor de gemeente van God een belemmering zijn voor het geloof in Jezus.
\v 33 Dat doe ik ook. Ik zoek altijd het beste voor anderen. Want het gaat niet om mij, maar om de ander. Want ik wil dat zij gered worden.
\s5
\c 11
\p
\v 1 Wordt mijn navolgers, net zoals ik ook Christus navolg.
\v 2 Nu prijs ik jullie, dat jullie in alles aan mij denken en aan de tradities zó vasthoudt, zoals ik ze aan jullie doorgegeven heb.
\v 3 Ik wil echter dat jullie dit weten: het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd van de vrouw is de man en het hoofd van Christus is God.
\v 4 Iedere man, die met gedekt hoofd bidt of profeteert, onteert zijn hoofd.
\v 5 Maar iedere vrouw, die met onbedekt hoofd bidt of profeteert, onteert haar hoofd; want het is hetzelfde als wanneer haar hoofd kaalgeschoren zou zijn.
\v 6 Want als een vrouw het hoofd niet bedekt, moet zij ook maar het haar laten afknippen. Maar als het een schande is voor een vrouw, als zij het haar laat afknippen of zich kaal laat scheren, dan moet zij haar hoofd bedekken.
\v 7 Want een man moet het hoofd niet bedekken: hij is het beeld en de heerlijkheid van God, maar de vrouw is de heerlijkheid van de man.
\v 8 Want de man is niet uit de vrouw voortgekomen, maar de vrouw uit de man.
\v 9 De man is immers niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om de man.
\v 10 Daarom en omwille van de engelen, moet een vrouw zeggenschap over haar hoofd hebben.
\v 11 Echter, in verbondenheid met de Heer, is de vrouw niet onafhankelijk van de man, en de man niet onafhankelijk van de vrouw.
\v 12 Want zoals de vrouw uit de man is voortgekomen, zo is ook de man geboren uit de vrouw; maar alles komt van God.
\v 13 Oordeel voor jullie zelf: is het passend, dat een vrouw met onbedekt hoofd tot God bidt?
\v 14 Leert de natuur zelf jullie niet, dat als een man lang haar heeft, dit een schande voor hem is,
\v 15 maar dat, als een vrouw lang haar heeft, dit een eer voor haar is? Want lang haar is haar als een sluier gegeven.
\v 16 Maar, mocht iemand hierover willen discussieren, wij hebben die gewoonte niet, en ook de gemeenten van God niet.
\v 17 Nu ik dit voorschrijf, moet ik tevens mijn afkeuring uitspreken over, dat jullie samenkomsten niet tot zegen, maar tot schande zijn.
\v 18 Om te beginnen hoor ik dat er verdeeldheid onder jullie is als jullie als gemeente samenkomen. Tot op zekere hoogte kan ik dat begrijpen.
\v 19 Want het is onvermijdelijk dat er partijvorming is, zodat degenen die de goedkeuring van God hebben, duidelijk zullen zijn onder jullie.
\v 20 Wanneer jullie dan samenkomen, is dat niet om het vieren van de maaltijd van de Heer;
\v 21 want van wat jullie hebben meegebracht, eten jullie alleen zelf, zodat de één hongerig is en de ander dronken.
\v 22 Hebben jullie dan geen huizen om daar te eten en te drinken? Of minachten jullie de gemeente van God, en vernederen de minder bedeelden? Wat zal ik jullie zeggen? Zal ik jullie prijzen? Hiervoor kan ik jullie niet prijzen.
\v 23 Want wat ik van de Heer heb ontvangen heb ik ook aan jullie doorgegeven, dat de Heer Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam,
\v 24 de dankzegging uitsprak, het brak en zei: "Dit is mijn lichaam voor jullie gebroken, doet dit tot Mijn gedachtenis."
\v 25 Evenzo nam Hij ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zei: "Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo vaak jullie die drinken, tot Mijn gedachtenis."
\v 26 Want zo vaak jullie dit brood eten en de beker drinken, verkondigen jullie de dood van de Heer, totdat Hij komt.
\v 27 Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker van de Heer drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed van de Heer.
\v 28 Test jezelf of je echt deel kan nemen en eet dan van het brood en drink uit de beker.
\v 29 Want wie eet en drinkt maar niet beseft dat het om het lichaam van de Heer gaat, roept zijn eigen veroordeling over zich af.
\v 30 Daarom zijn er onder jullie velen zwak en ziekelijk en velen zijn gestorven.
\v 31 Als wij echter onszelf beoordeelden, zouden wij niet veroordeeld worden.
\v 32 Maar onder het oordeel van de Heer worden wij terechtgewezen, zodat wij niet met de wereld veroordeeld worden.
\v 33 Daarom, mijn broeders en zusters, als jullie samenkomen om te eten, wacht op elkaar.
\v 34 Wie honger heeft kan beter thuis eten, zodat jullie samenkomsten niet leiden tot jullie veroordeling. Wanneer ik kom, geef ik instructies over de overige kwesties.
\s5
\c 12
\p
\v 1 Broeders en zusters, over de gaven van de Geest wil ik jullie niet onwetend laten.
\v 2 Jullie weten dat toen jullie nog heidenen waren, jullie blindelings leefden met afgoden die niet kunnen spreken.
\v 3 Daarom maak ik jullie bekend, dat niemand door de Geest van God kan zeggen: 'Vervloekt is Jezus'; en dat niemand kan zeggen: 'Jezus is Heer', dan door de heilige Geest.
\v 4 Er zijn verschillende gaven, maar het is dezelfde Geest;
\v 5 en er zijn verschillen in dienende taken maar het is dezelfde Heer;
\v 6 en er zijn verschillende uitingen van werken maar het is dezelfde God, die alles in iedereen tot stand brengt.
\v 7 Maar aan een ieder wordt de werking van de Geest zichtbaar tot welzijn van iedereen.
\v 8 Want aan de één wordt door de Geest gegeven wijsheid om te spreken en aan de ander kennis om te spreken door dezelfde Geest;
\v 9 aan de één wordt door dezelfde Geest een groot geloof gegeven en aan de ander gaven van genezingen door die éne Geest;
\v 10 aan de één het vermogen om wonderen te doen, aan de ander de gave om te profeteren; aan de één het onderscheiden van geesten en aan de ander te spreken in allerlei talen en aan weer een ander de vertaling daarvan.
\v 11 Maar dit alles werkt door één en dezelfde Geest, die aan iedereen afzonderlijk toedeelt, zoals Hij wil.
\v 12 Want zoals het lichaam één geheel is met zoveel leden en al die leden van het lichaam één lichaam vormen, zo is het ook met Christus;
\v 13 want wij zijn allemaal in één Geest gedoopt tot één lichaam, hetzij Jood of Griek of slaaf of vrij, allen zijn wij van één Geest doordrenkt.
\v 14 Want het lichaam bestaat immers ook niet uit één lid, maar uit veel leden.
\v 15 Indien de voet zou zeggen: omdat ik niet de hand ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort hij daarom niet tot het lichaam?
\v 16 En indien het oor zou zeggen: omdat ik niet het oog ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort het daarom niet tot het lichaam?
\v 17 Als het lichaam geheel en al oog was, waar bleef het gehoor? Als het geheel en al oor was, waar bleef de reuk?
\v 18 Maar nu heeft God de leden, ieder afzonderlijk, hun plaats in het lichaam aangewezen, zoals Hij dat heeft gewild.
\v 19 Indien zij alle één lid vormden, waar bleef dan het lichaam?
\v 20 Nu zijn er wel vele leden, maar slechts één lichaam.
\v 21 En het oog kan niet tegen de hand zeggen: ik heb je niet nodig, of ook het hoofd tegen de voeten: ik heb je niet nodig.
\v 22 Integendeel, vaak zijn die leden van het lichaam, die het zwakst lijken, noodzakelijk,
\v 23 en juist die delen van het lichaam, waaraan wij minder zorg besteden, geven we meer respect en onze minder belangrijke leden worden met groter respect behandeld,
\v 24 maar onze belangrijke leden hebben dat niet nodig. God heeft echter het lichaam zó samengesteld, dat Hij meer aandacht gaf aan delen die dat ook nodig hebben,
\v 25 zodat er geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn, maar de leden elkaar met dezelfde zorg zouden omringen.
\v 26 Als één lid lijdt, lijden alle leden mee, als één lid respect ontvangt, delen alle leden in de vreugde.
\v 27 Jullie zijn nu het lichaam van Christus en iedereen maakt daar deel van uit.
\v 28 En God heeft in de gemeente allerlei mensen aangesteld: als eerste apostelen, als tweede profeten, als derde leraren, verder mensen met bijzondere krachten om wonderen te verrichten, daarna gaven om te genezen, de bekwaamheid om te helpen, om te besturen, en verscheidenheid van vele talen.
\v 29 Zijn zij soms allemaal apostelen? Allemaal profeten? Allemaal leraren? Allemaal mensen met bijzondere krachten?
\v 30 Heeft soms iedereen gaven om te genezen? Spreekt soms iedereen in verschillende talen? En kunnen zij die soms allemaal vertalen?
\v 31 Streeft dan naar de hoogste gaven. En ik wijs jullie een weg, die nog veel voortreffelijker is.
\s5
\c 13
\p
\v 1 Al zou ik in andere talen van de mensen en van de engelen spreken, maar geen liefde toonde, dan klink ik als het ware een dreunende gong of een schelle cimbaal.
\v 2 Al zou ik de gave van profetie hebben, en begreep alle verborgen waarheden en bezat alle kennis,en had het geloof, dat ik bergen kan verzetten, maar ik geen liefde toonde, dan ben ik niets.
\v 3 Al zou ik alles wat ik aan voedsel heb uitgedeeld, en ik mijn lichaam gaf om verbrand te worden, maar zonder liefde, het zou mij geen enkel voordeel geven.
\v 4 De liefde is geduldig, de liefde vergeeft, zij is niet jaloers, de liefde schept niet op, zij is niet arrogant,
\v 5 zij doet niemands gevoel pijn, zij is niet egoïstisch, zij beledigt niet, zij neemt niet kwalijk.
\v 6 Zij is niet blij met onrecht, maar is blij met de waarheid.
\v 7 Liefde bedekt alles, gelooft alles, geeft hoop op alles, en verdraagt alles.
\v 8 De liefde eindigt nooit; maar als er profetieën zijn, die zullen beëindigen; tongen, die zullen ophouden; kennis, dat zal verdwijnen.
\v 9 Want onvoldoende is onze kennis en ons profeteren is beperkt.
\v 10 Maar, als Hij die perfect is komt, dan zal het incomplete afgedaan zijn.
\v 11 Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, voelde ik als een kind, overlegde ik als een kind. Nu ik volwassen ben geworden, heb ik opzij gezet wat kinderlijk was.
\v 12 Want nu zien wij nog indirect in een spiegel, in mysterie, maar straks kijken wij elkaar direct in de ogen. Nu ken ik Hem nog niet helemaal, maar dan zal ik Hem volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben.
\v 13 Zo blijven dan: geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde.
\s5
\c 14
\p
\v 1 Jaag de liefde na en streef naar de gaven van de Geest, maar vooral naar het profeteren.
\v 2 Want wie in tongen spreekt, spreekt niet tegen mensen maar tegen God. Niemand verstaat het, maar hij spreekt mysteries in de Geest.
\v 3 Maar wie profeteert, spreekt voor de mensen opbouwend, vermanend en bemoedigend.
\v 4 Wie in een tong spreekt, bouwt zichzelf op, maar wie profeteert, bouwt de gemeente op.
\v 5 Ik verlang er naar dat jullie allemaal in tongen spreken, meer dan dat, dat jullie ook profeteren. Wie profeteert is meer dan wie in tongen spreekt, tenzij hij het ook uitlegt zodat de gemeente opgebouwd wordt.
\v 6 En nu, broeders en zusters, als ik bij jullie kom en spreek in tongen, welk nut heeft het als ik mij niet tot jullie richt met een openbaring of met kennis of met profetie of met onderwijs?
\v 7 Hoe dan zal men zelfs bij voorwerpen die geluid geven -zoals fluit of citer, als zij geen verschil in toon laten horen- te weten komen wat op de fluit of de citer gespeeld wordt?
\v 8 Als de bazuin een onduidelijk geluid geeft, wie zal zich klaar maken voor de strijd?
\v 9 Zo zullen jullie ook zijn, als jullie met jullie tong geen verstaanbare woorden spreken, hoe zal men begrijpen wat er gesproken wordt? Jullie woorden verdwijnen in het niets.
\v 10 Wie weet hoeveel soorten talen er in de wereld zijn, en geen enkele is zonder betekenis.
\v 11 Als ik de betekenis van een taal niet ken, zal ik voor diegene die spreekt, een vreemde zijn en de spreker zal voor mij een vreemde zijn.
\v 12 Zo moeten jullie ook, omdat jullie naar geestelijke gaven streven, proberen uit te blinken in bemoediging van de gemeente.
\v 13 Daarom laat hij die in een tong spreekt, bidden dat hij het mag uitleggen.
\v 14 Want als ik bid in een tong, bidt mijn geest wel, maar mijn verstand doet niet mee.
\v 15 Wat zal ik dan doen? Ik zal bidden met mijn geest maar ook bidden met mijn verstand; ik zal lofzingen met mijn geest maar ook lofzingen met mijn verstand.
\v 16 Want anders, als je een zegen uitspreekt in de geest, hoe zal iemand die als toehoorder aanwezig is, op je dankzegging zijn 'amen' spreken? Hij weet immers niet wat je zegt.
\v 17 Want je dankt wel goed, maar de ander wordt er niet door bemoedigd.
\v 18 Ik dank God dat ik meer dan jullie allen in tongen spreek;
\v 19 maar in de gemeente wil ik liever vijf woorden met mijn verstand spreken om ook anderen te onderwijzen, dan duizenden woorden in een tong.
\v 20 Broeders en zusters, wees geen kinderen in jullie denken; maar wees kinderen in het kwaad doen en wees volwassen in jullie denken.
\v 21 In de wet staat geschreven: "Door mensen van een andere taal en door lippen van vreemden zal Ik tot dit volk spreken, en zelfs dan zullen zij niet naar Mij luisteren," zegt de Heer.
\v 22 Daarom zijn tongen geen teken voor gelovigen, maar voor de ongelovigen; maar profetie is niet voor de ongelovigen, maar voor hen die geloven.
\v 23 Als de hele gemeente bijeenkomt en allen in tongen spreken, en er komen toehoorders of ongelovigen binnen, zullen zij niet zeggen dat jullie wartaal spreken?
\v 24 Maar als iedereen profetereert en er komt een ongelovige of toehoorder binnen, dan wordt hij door allen beoordeeld, wordt hij door allen terechtgewezen,
\v 25 het verborgene van zijn hart komt aan het licht en hij zal knielen, God aanbidden en bekennen dat God inderdaad in jullie midden is.
\v 26 Wat betekent dit dan broeders en zusters? Elke keer als jullie samenkomen, heeft iedereen iets: een psalm, een lering, een openbaring, een tong of een uitlegging. Dat alles moet tot bemoediging van de gemeente zijn.
\v 27 Als er in tongen gesproken wordt, laten het er twee, ten hoogste drie zijn, ieder op zijn beurt en laat één uitleg geven.
\v 28 Is er echter niemand die kan uitleggen, dan moet men zwijgen in de gemeente, maar tot zichzelf en tot God spreken.
\v 29 Wat de profeten betreft, twee of drie mogen het woord voeren en de anderen moeten het beoordelen.
\v 30 Maar als een openbaring aan een ander gegeven wordt, die ook daar zit, dan moet de eerste zwijgen.
\v 31 Want jullie kunnen allemaal één voor één profeteren, zodat iedereen wordt onderwezen en bemoedigd.
\v 32 En wie profeteert heeft macht over zijn geest,
\v 33 want God is geen God van wanorde, maar van vrede.
\v 34 Zoals in alle gemeenten van de heiligen, laat de vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is hun niet toegestaan te spreken, maar laat hen ondergeschikt blijven zoals ook de wet zegt.
\v 35 En als zij iets te weten willen komen, moeten zij thuis hun eigen man om opheldering vragen; want het staat oneervol voor een vrouw te spreken in de gemeente.
\v 36 Of is het woord van God bij jullie begonnen? Of heeft het alleen jullie bereikt?
\v 37 Als iemand meent een profeet of geestelijk mens te zijn, laat hij dan erkennen dat wat ik jullie schrijf, een gebod van de Heer is.
\v 38 Maar als iemand dit niet erkent, dan wordt hij ook niet erkend.
\v 39 Zo dan, mijn broeders en zusters, streef ernaar te profeteren en belemmer het spreken in tongen niet.
\v 40 Maar laat alles op gepaste wijze en in goede orde geschieden.
\s5
\c 15
\p
\v 1 Ik maak aan jullie bekend, broeders en zusters, het evangelie, dat ik aan jullie vekondigd heb, dat jullie aangenomen hebben, waarop jullie ook staan,
\v 2 waardoor jullie ook worden gered, op voorwaarde dat jullie het zó vasthouden, zoals ik het aan jullie verkondigd heb. Anders zouden jullie voor niks tot geloof gekomen zijn.
\v 3 Want het belangrijkste heb ik jullie doorgegeven, wat ik zelf ook ontvangen heb: dat Christus is gestorven voor onze zonden, overeenkomstig wat het Oude Testament zegt,
\v 4 dat Hij was begraven en op de derde dag opgestaan, volgens het Oude Testament.
\v 5 Hij werd gezien door Kefas (Petrus), en daarna door de twaalf.
\v 6 Vervolgens werd Hij door meer dan vijfhonderd broeders en zusters in één keer gezien, van wie het merendeel nog leeft, maar sommigen zijn gestorven.
\v 7 Vervolgens werd Hij door Jakobus gezien, daarna door alle apostelen.
\v 8 Maar als laatste heb ik Hem ook gezien, als iemand die niet op de juiste tijd geboren was.
\v 9 Want ik ben de minste van de apostelen, niet waard een apostel te worden genoemd, omdat ik de gemeente van God vervolgd heb.
\v 10 Maar door de genade van God ben ik, wat ik ben, en zijn genade is niet voor niets geweest, want ik heb harder gewerkt dan zij allemaal, echter niet ik, maar de genade van God, die met mij is.
\v 11 Hoe dan ook, of zij het zijn of ik, dit is wat wij verkondigen, en zó zijn jullie tot het geloof gekomen.
\v 12 Als nu van Christus verkondigd wordt, dat Hij uit de dood is opgestaan, hoe kunnen sommigen onder jullie zeggen, dat er geen opstanding van de doden is?
\v 13 Maar als er geen opstanding van de doden is, dan is ook Christus niet opgestaan.
\v 14 En, als Christus niet is opgestaan, dan is onze prediking waardeloos, en jullie geloof ook.
\v 15 Dan blijken wij ook valse getuigen van God te zijn, want wij hebben getuigd van God dat Hij Christus heeft opgewekt, maar Hij heeft Hem niet opgewekt als de doden niet opgewekt worden.
\v 16 Immers, als er geen doden opgewekt worden, dan is Christus ook niet opgestaan;
\v 17 en als Christus niet is opgestaan, dan is jullie geloof waardeloos, dan zijn jullie nog in jullie zonden.
\v 18 Dan zijn ook degenen, die in Christus ingeslapen zijn, verloren.
\v 19 Als wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij het meest miserabel van alle mensen.
\v 20 Maar Christus is nu opgestaan uit de dood, als eerste oogst van hen die ingeslapen zijn.
\v 21 Want, zoals de dood kwam door een mens, zo is ook de opstanding van de doden door een mens gekomen.
\v 22 Want net zoals in Adam iedereen sterft, zo zal ook in Christus iedereen levend gemaakt worden.
\v 23 Maar iedereen in zijn eigen voldorde: Christus als eerste oogst en dan degene die bij Christus horen bij zijn wederkomst.
\v 24 Dan komt het einde, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader overdraagt, wanneer Hij een eind gemaakt heeft aan alle heerschappij, alle autoriteit en alle macht.
\v 25 Want Hij moet als koning heersen, totdat Hij al Zijn vijanden onder Zijn voeten gelegd heeft.
\v 26 De laatste vijand, die vernietigd wordt, is de dood.
\v 27 Want Hij heeft alles aan Zijn voeten onderworpen. Maar wanneer het zegt: Hij heeft alles, dan is het duidelijk exclusief de Vader die alles onder Hem heeft geplaatst.
\v 28 Wanneer alles aan Hem is onderworpen, zal ook de Zoon zelf aan Hem onderworpen worden, die aan Hem alles onderworpen heeft, zodat God alles is in alles.
\v 29 Als dit niet zo is, wat zullen zij doen die zich laten dopen voor de doden? Als de doden helemaal niet worden opgewekt, waarom laten zij zich dan nog voor hen dopen?
\v 30 Waarom zijn wij ook van uur tot uur zelf in gevaar?
\v 31 Ik sterf elke dag! Dat is zo zeker als dat ik opschep over jullie broeders zusters, in Christus Jezus onze Heer.
\v 32 Wat win ik, van een menselijk oogpunt gezien, als ik met wilde dieren in Efeze gevochten heb? Als de doden niet worden opgewekt, laten wij dan maar eten en drinken, want morgen sterven wij.
\v 33 Laten jullie je niet misleiden; “slecht gezelschap bederft goede gewoontes.”
\v 34 Kom tot bezinning zoals jullie horen te doen en zondig niet langer. Want sommigen onder jullie hebben geen besef van God. Ik zeg dit tegen jullie, dat jullie je moeten schamen.
\v 35 Maar, zal iemand vragen, hoe worden de doden opgewekt? En met wat voor soort lichaam zullen zij komen?
\v 36 Dwaas die jullie zijn! Wat jullie zelf zaaien, komt niet tot leven tenzij het eerst gestorven is,
\v 37 en wat jullie zaaien heeft nog niet de vorm die het later krijgt, maar slechts de kale graankorrel van tarwe of iets anders.
\v 38 Maar God geeft er een lichaam aan, zoals Hij het van plan is, en voor elk zaadje zijn eigen lichaam.
\v 39 Niet elk vlees is het zelfde, mensen hebben het ene soort vlees en dieren een ander en vogels een ander en vissen weer een ander soort vlees.
\v 40 Er zijn ook hemelse en aardse lichamen, maar de glorie van de hemelse lichamen is van één soort en de glorie van de aardse is een andere.
\v 41 De glans van de zon is anders dan die van de maan en van de sterren, want de ene ster verschilt van de andere ster in glans.
\v 42 Zo is het ook met de opstanding van de doden. Wat gezaaid wordt, is bederfelijk en wat opgewekt wordt, is onsterfelijk.
\v 43 Wat gezaaid wordt, is onaanzienlijk en wat opgewekt wordt, is heerlijk; wat gezaaid wordt is zwak, wat opgewekt wordt, is krachtig.
\v 44 Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid en een geestelijk lichaam opgewekt. Is er een natuurlijk lichaam, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam.
\v 45 Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel; de laatste Adam een levendmakende geest.
\v 46 Maar het geestelijke komt niet eerst, maar het natuulijke en daarna het geestelijke.
\v 47 De eerste mens is uit de aarde, van het stof van de aarde gemaakt, de tweede Mens is van de hemel.
\v 48 Ieder stoffelijk mens is als de eerste mens, ieder hemels mens is als de tweede.
\v 49 En zoals wij het beeld van de stoffelijke mens zijn, zo zullen wij straks het beeld van de hemelse mens zijn.
\v 50 Broeders en zusters, ik zeg dit tegen jullie: vlees en bloed kunnen het Koninkrijk van God niet erven en het sterfelijke erft het onsterfelijke niet.
\v 51 Kijk! Ik zal jullie een geheim onthullen. Niet iedereen zal overlijden, maar wij zullen allemaal veranderd worden,
\v 52 wij zullen veranderd worden in een ogenblik, bij de laatste trompet. Want de trompet zal klinken, en de doden zullen worden opgewekt, en wij zullen veranderd worden.
\v 53 Daarom moet bederfelijk, onbederfelijk worden en sterfelijk, onsterfelijk worden.
\v 54 Want wanneer dit bederfelijke zich gekleed heeft in onvergankelijkheid en dit sterfelijke in onsterfelijkheid, dan zal in vervulling gaan wat geschreven is, De dood is verzwolgen in victorie.
\v 55 Hel, waar is jouw overwinning?
O dood waar is jouw angel?
\v 56 De angel van de dood is de zonde en de kracht van de zonde is de wet.
\v 57 Maar dank zij God, die ons de overwinning geeft door onze Heer Jezus Christus.
\v 58 Daarom, mijn geliefde broeders en zusters, wees standvastig en onwankelbaar, altijd overvloedig in het werk van de Heer, wetende dat jullie arbeid in de Heer niet tevergeefs is.
\s5
\c 16
\p
\v 1 Wat de collecte voor de heiligen betreft, vraag ik jullie hetzelfde te doen als dat ik het in de gemeenten van Galatië heb geregeld:
\v 2 laat iedereen elke eerste dag van de week naar vermogen thuis iets opzij leggen en spaar dit op zodat er niet na mijn komst pas inzamelingen moeten worden gehouden.
\v 3 Wanneer ik dan aangekomen ben, zal ik hen, die jullie daarvoor geschikt achten, met begeleidende brieven naar Jeruzalem sturen om uw geschenk daar af te dragen.
\v 4 Mocht het echter van belang zijn, dat ik ook die reis maak, dan zullen zij met mij reizen.
\v 5 En ik zal tot jullie komen, wanneer ik Macedonië ben doorgereisd, want ik wil de reis via Macedonië doen,
\v 6 maar dan zal ik mogelijk langer bij jullie blijven, misschien wel tot na de winter zodat jullie mij kunnen voorbereiden op mijn verdere reis.
\v 7 Want ik wil jullie niet op doorreis bezoeken, maar ik hoop enige tijd bij jullie te blijven, als de Heer het toestaat.
\v 8 Maar ik zal nog tot Pinksteren in Efeze blijven;
\v 9 want er is mij een grote en machtige deur geopend voor mijn werk maar er zijn ook vele tegenstanders.
\v 10 Als Timoteüs komt, zorgt er dan voor, dat hij bij jullie niet wordt afgeschrikt, want hij doet het werk van de Heer evenals ik;
\v 11 niemand mag op hem neerkijken, maar help hem verder in vrede, zodat hij tot mij komen kan, want ik zie naar hem uit evenals de andere broeders.
\v 12 En wat broeder Apollos aangaat, hem heb ik herhaaldelijk verzocht samen met de broeders naar jullie toe te gaan, maar hij wilde beslist niet. Hij zal gaan, zodra het hem gelegen komt.
\v 13 Blijft waakzaam, volhard in het geloof, weest moedig en sterk!
\v 14 Laat alles wat jullie doen uit liefde gebeuren.
\v 15 Nog een verzoek, broeders: jullie weten dat Stefanas en zijn huisgenoten als eersten in Achaje tot geloof kwamen en zich in dienst van de heiligen hebben gesteld.
\v 16 Aanvaarden jullie dan ook deze mensen en iedereen, die zich moeite getroost om mee te werken.
\v 17 Ik verblijd mij over de komst van Stefanas, Fortunatus en Achaïkus, want wat van jullie kant nog ontbrak, hebben dezen aangevuld;
\v 18 Zij hebben mijn geest en die van jullie verkwikt. Erken dan zulke mensen.
\v 19 De gemeenten van Asia groeten jullie. Vele groeten in de Heer van Aquila en Prisca en van de gemeente bij hen aan huis.
\v 20 Alle broeders groeten jullie. Groet elkander met een heilige kus.
\v 21 Een eigenhandige groet van mij, Paulus.
\v 22 Als iemand de Heer niet liefheeft, hij zij vervloekt. Maranata!
\v 23 De genade van de Heer Jezus zij met jullie.
\v 24 Mijn liefde is met jullie allen in Christus Jezus. Amen

52
manifest.yaml Normal file
View File

@ -0,0 +1,52 @@
---
dublin_core:
conformsto: rc0.2
contributor:
- Willem Griffioen
- Anja Vissers
- Melissa Yonge
- Marieke Griffioen
- Ina De Jong
- Marella Nahr-Angelica
- Jurjen Doornbos
- Andre Nahr
- Dicla Barrientos
- Lola Levenstone
creator: Wycliffe Associates
description: ""
format: text/usfm
identifier: ulb
issued: 2023-03-23
modified: 2023-03-23
language:
direction: ltr
identifier: nl
title: Nederlands, Vlaams
publisher: unfoldingWord
relation:
- nl/tw
- nl/tq
- nl/tn
rights: CC BY-SA 4.0
source:
-
identifier: ulb
language: en
version: "1"
subject: Bible
title: Unlocked Literal Bible
type: bundle
version: "1"
checking:
checking_entity:
- Wycliffe Associates
checking_level: "2"
projects:
-
title: 1 Corinthians
versification: other
identifier: 1co
sort: 47
path: ./47-1CO.usfm
categories:
- bible-nt